De havanezer

Karakter

Havanezers zijn kleine gezelschapshondjes. Ze zijn er dus op gefokt om je gezelschap te houden en zijn daardoor niet geschikt om veel alleen te zijn. Ze kunnen dat natuurlijk met de juiste begeleiding wel voor een paar uur, maar een havanezer dagelijks urenlang alleen laten, daar worden ze erg ongelukkig van.

Ze vinden het geweldig om samen met de baas wat te ondernemen en gaan graag overal mee naar toe.

Het zijn honden die erg gevoelig zijn voor de stemming van de baas, wanneer je verdrietig bent komen ze knuffelen of maken je aan het lachen door hun gekke capriolen en wanneer ze iets doen wat niet mag is het voldoende om daar wat van te zeggen. Ze worden erg enthousiast wanneer je als baas blij bent, daardoor zijn ze relatief makkelijk op te voeden.

Ze werden vroeger vaak gebruikt in het circus omdat ze van nature erg blij zijn en kunstjes snel onder de knie hebben. Iedereen wordt vrolijk wanneer een hava zich uitslooft met zijn truukjes.

Ze zijn door hun sportieve leergierige karakter dan ook uitermate geschikt om hondensporten te doen. Denk hier bijvoorbeeld aan G&G, hoopers, dogdance, flyball en behendigheid.

 

Verzorging

 De vacht van een havanezer vraagt aardig wat verzorging. Het is belangrijk om je daar niet op te verkijken.

De eerste maanden moet al direct begonnen worden met het aanwennen van borstelen op dagelijkse basis, zodat het gewoon wordt en niet spannend meer is. Wanneer er pas begonnen wordt met borstelen als er al klitten ontstaan wordt het borstelen als iets naars beschouwd en is het voor baas en hond steeds weer een worsteling.
De havanezer wisselt na enkele maanden haar vacht in voor de volwassen vacht, dit is niet iets wat in enkele weken klaar is, maar duurt vaak wel tot het 2e levensjaar. In de periode van de vachtwissel is het onderhoud erg intensief. De zachte wollige puppyvacht draait zich om de haren heen wat voor klitten zorgt. Vrijwel dagelijks kammen is echt wel nodig en is niet in 10 minuten klaar.
Wanneer de vachtwissel klaar is, is het een stuk minder intensief. Eens per week, soms eens in de 2 weken een goede borstelbeurt volstaat dan wel.

Het wassen is ook iets wat regelmatig nodig is. Met hun lange baard hangen ze overal in en door de lange haren aan de poten en buik, worden ze bij vochtig weer al snel modderig. Ook slepen ze in hun vacht nogal wat zand, bladeren en takken mee. Daar staat dan wel tegenover dat ze nauwelijks verharen en er wel heel spectaculair uitzien met hun wapperende luchtige lange haren.

Wanneer je de havanezer volgens de rasstandaard wil houden, mag je niets bijknippen, enkel de haren aan de voeten omdat ze anders sloffen krijgen en de haren tussen de voetzooltjes moeten regelmatig kortgeknipt worden net als de nageltjes.

 

De oren moeten regelmatig nagekeken worden. Er groeien lange haren in de oren. Wanneer er teveel haar groeit gaat dat broeien en wordt het erg gevoelig voor ontstekingen. De haren die in het oor groeien kun je gewoon zachtjes met je vingers eruit trekken. Hierbij pak je enkel de loszittende haren door kleine plukjes tussen duim en wijsvinger vast te pakken en erg zacht te trekken.

 

Ontstaan van de havanezer

Onderstaand artikel is een samenvatting van de Nederlandse vertaling van Suzanne McKay’s “HAVANESE HISTORY”.

1 Na het tot stand komen van de vertaling zijn in het origineel enkele wijzigingen aangebracht.

Havanezers behoren tot de Bichon-familie. Over het ontstaan van het ras “havanezer” is niets met zekerheid bekend. Er bestaat een aantal theorieën, die slechts met elkaar gemeen hebben dat ze een vermenging zijn van feiten, vermoedens en verzinsels. Wel is men het er algemeen over eens dat het altijd een klein, uit het Middellandsezee gebied afkomstig, ras is geweest, dat in het bezit was van de elite en dat door Italianen en/of Spanjaarden in Zuid-Amerika terecht kwam.

De Cubaanse schrijfster Zoila Portuendo Guerra heeft degelijk onderzoek verricht en komt met misschien nog de meest waarschijnlijke theorie:
Tot het begin van de 19e eeuw bestond er een geheel wit Cubaans ras dat “blanquito” heette en dat zeer vermoedelijk ontstaan is uit uit Europa afkomstige bichons. Dat ras werd echter gekruist met een paar andere rassen, waaronder voornamelijk kleine, gekleurde poedels uit Frankrijk en zo ontstond in de loop van de 19e eeuw de huidige havanezer.
Die havanezer werd troeteldier van de welgestelde Cubanen en leefde een onbekommerd bestaan tot in 1959 de Cubaanse revolutie uitbrak. Slechts enkelen van de naar de VS en Costa Rica gevluchte Cubanen waren in staat hun havanezer mee te nemen tijdens hun vlucht. Die enkelingen hebben meer dan tien jaar het ras in stand gehouden.
In het begin van de jaren zeventig zijn Bert en Dorothy Goodale heel doelbewust en vakkundig gaan fokken met drie bloedlijnen havanezers. Bovendien werd men ook op Cuba zelf actief: na zorgvuldig onderzoek werd daar een fokprogramma opgezet met 15 raszuivere exemplaren als uitgangspunt. Inmiddels bestaat de havanezer weer in grote aantallen en gaf Cuba zelfs een postzegel uit, met een havanezer als afbeelding.